Tekst Lodewijk van Dooren
Sinds september vorig jaar is Wieteke Zwijnenberg de nieuwe programmacoördinator van de MOD. In deze functie volgt ze Jolanda Roelofs op die het RIVM inruilde voor de ILT. Maar een nieuw gezicht binnen de MOD is Wieteke allerminst. Al sinds 2016 is ze betrokken bij de responsorganisatie, onder ander op het gebied van opleiden, trainen, oefenen (OTO) en onze respons bij (mogelijk) moedwillige CBRN-incidenten. Tijd voor een nadere kennismaking.
Hoe ben je bij het RIVM terecht gekomen?
‘Het versterken van responsorganisaties vormt de rode draad in mijn loopbaan. Na mijn studie bestuurskunde heb ik gewerkt als onderzoeker en adviseur bij een adviesbureau. Ik werkte zowel in de private als publieke sector aan projecten om crisisteams en -organisaties te versterken. Maar na 10 jaar wilde ik voor langere tijd en vanuit de organisatie zelf, werken aan de responstaak. Daarom ben ik in 2016 bij het RIVM begonnen.
Waarom wilde je programmacoördinator worden?
Ik kende de functie natuurlijk, en was al onderdeel van de responsorganisatie. Als programmacoördinator kan ik op een nieuwe manier bijdragen aan de inhoudelijke opgave van de MOD en aan een veilige en gezonde leefomgeving. Met hen het professioneel optreden van de MOD behouden en versterken en goed laten aansluiten op de behoefte van onze vraagstellers, vind ik mooi werk! Dat drijft mij.
Wat zijn de concrete plannen voor 2023 en verder?
Samenwerking versterken
Dit jaar willen we meer het land in trekken om met AGS, GAGS en TEV in gesprek te gaan over incidenten, over de aanpak daarvan en over samenwerking. De eerste activiteiten hebben we al achter de rug. In februari hebben we op de AGS-trainingsdag van regio NW4 een presentatie gegeven. Die ging over chemische detectie en analysetechnieken van de MOD, de risico's van li-ion batterijen en de uitkomst van brandexperimenten. Op de jaarlijkse themadag voor milieurechercheurs hebben we het werk van de MOD toegelicht. In maart hebben AGS, NVIC en MOD toxicologen elkaar gesproken over samenwerking in de koude en warme fase. Ook willen we dit jaar meer kennis en ervaring uitwisselen met kennisinstituten in het buitenland die vergelijkbare responstaken hebben. Zo ontvangen we voor de zomer nog collega's van de UK Health Security Agency op het RIVM.
Onderzoek naar nieuwe risico’s
We blijven alert op nieuwe stoffen en risico’s en op de vragen die er in het veld leven. Ons kennis- en innovatieteam doet ook in 2023 onderzoek, bijvoorbeeld naar het vrijkomen van isocyanaten bij branden. Ook zijn we bezig met nieuwe meettechnieken en nieuwe meetmiddelen, om sneller, meer en specifieker te kunnen meten in het veld. Zo komt er een nieuwe GAS FTIR voor het doen van metingen bij brandexperimenten en voor de identificatie van onbekende stoffen bij milieu-incidenten zoals onwelwordingen en/of vreemde geur.
Bijdragen aan RIVM-onderzoek
De MOD wordt ook ingezet bij verschillende RIVM-onderzoeken. In het verleden bijvoorbeeld bij het onderzoek naar rubbergranulaat en fipronil. Recenter hebben we geholpen bij de depositiemetingen in het gebied rond Tata Steel. Ook ondersteunen we de ILT bij taken in het kader van toezicht, handhaving en monitoring. Deze werkzaamheden willen we blijven doen en waar mogelijk uitbreiden. Op deze manier kunnen we onze kennis en expertise breder inzetten en deze ervaring weer benutten bij reguliere incidenten.
Internationale inzet
We werken ook aan onze internationale inzet. Dit jaar zijn er meerdere uitvragen geweest voor milieu-experts voor internationale hulp teams van de VN en/of de EU. We kijken dan telkens of en hoe we met onze Environmental Assessment Unit (EAU) - aan internationale missies kunnen bijdragen. Dit jaar neemt de EAU deel aan de internationale oefening Formatex. Doel daarvan is om het EAU-team te trainen en om onze EU-certificering te behouden.
Ambitie en volle sterkte
‘We hebben dus aardig wat ambities voor dit jaar. Gelukkig is ons team met 4 nieuwe collega's weer geheel op sterkte en gaan we aan de slag met deze plannen’.